Iep en techniek rariteiten

 

“Dus, kijk nog een keer goed, je klikt op de bóvenste toets; sociaal emotioneel. De bóvenste toets klik je aan.” Ik bekrachtig mijn woorden door op het digibord de toets nog eens aan te wijzen. “Klaas, kijk je ook even mee? Super, nu weet ik dat ik je aandacht heb. Deze toets moet je hebben.”

Ik ben er vrij zeker van dat ik de kinderen goed heb geïnstrueerd over welke toets ze in het IEP programma moeten aanklikken. Het is moeilijk voor te stellen dat ik een paar dagen geleden nog in een heerlijke vakantiebubbel zat van boeken, familie, wijn, paté en kaas. Een beetje spijtig dat ik mijn derde boek na een paar hoofdstukken aan de kant heb moeten leggen – wetend dat ik er pas weer aan toe kom in de volgende vakantie – richt ik mij nu volop op de volgende uitdaging die voor me ligt: het afnemen van de tweejaarlijkse toetsen. Dit jaar gaan we starten met IEP. Voor iedereen nieuw, de kinderen inclusief.

“Juf kun je me helpen met de code?” Ik loop naar Pieter toe die dapper zijn e-mailadres van 8 cijfers en wachtwoord (met hoofdletter en teken) heeft ingetikt, maar vervolgens niet kan inloggen. “Ik heb echt alles goed gedaan juf, het moet aan de computer liggen.” 
Ik verander ik de komma in een punt en geef hem een kneepje in zijn schouder. “Geeft niks, het is al heel knap dat je de cijfers van het e-mailadres goed hebt ingevuld.”
Helemaal in m'n nopjes over mijn vriendelijke, pedagogische aanpak loop ik naar de volgende leerling die moeite heeft met inloggen. Nadat ik de volgende 5 minuten druk bezig ben geweest met het veranderen van komma’s in punten en het weghalen van spaties op de meest vreemde plekken kan ik mij richten op hoe er aan de toets wordt gewerkt. Om eerlijk te zijn heb ik daar eigenlijk helemaal niet meer zo op gelet.

Ik loop naar Klaas en zie tot mijn lichte - maar niet verrassende - verbazing dat hij een tekst aan het lezen is. “Welke toets heb jij nu dan?” vraag ik verwonderd. Ik zie al snel dat hij de leestoets heeft aangeklikt en dus niet de goede toets. Oké kan gebeuren. Ik klik de toets weg en na wat zoeken kom ik weer in het hoofdmenu terecht om Klaas vervolgens met de toets sociaal emotioneel aan de gang te kunnen zetten. 
Ik richt me vanaf m'n hurken weer op en zie direct dat Niek een rekensom aan het uitrekenen is. Verdraaid. Hoe kan dat nou weer? Ik merk dat ik een vlaag van irritatie voel opkomen en klik de toets weg om vervolgens weer de bóvenste toets aan te klikken.

“Juf klopt dit wel?” Is de volgende vraag die op popt. “Nee, dat is niet de goede,” zucht ik vertwijfeld als ik zie dat Marie met de rekentoets is begonnen. “Maar die heb ik ook!” roept Henk, die mij met argusogen heeft gevolgd in plaats van zich te focussen op zijn taak. De vlaag irritatie die ik eerder voelde golft nu inmiddels door mijn hele lijf en ik merk aan mezelf dat ik wat kortaf reageer naar de kinderen. Inmiddels roept iedereen nu door elkaar en is er van een geconcentreerde toetssetting niet echt sprake. Eigenlijk is het een rommeltje. Oké, time for change.

Ik ga voor in de klas staan en klap in mijn handen, tel mijn bekende riedeltje af en prijs de kinderen vervolgens als ze stil naar mij kijken.“Kijk nog maar even een keer mee naar het bord jongens. Zien jullie dit rijtje met toetsen? Hebben jullie dit ook?”

"Ja!"
"Ja, ja die heb ik!"
"Huh?" 

Ik laat ze zien hoe ze allemaal weer terugkomen in het beginmenu, en laat vervolgens nog een keer zien welke toets ze allemaal moeten aanklikken. Nu zie ik bij iedereen herkenning. Ik heb ze.

Nu ik hier toch sta en de aandacht op me heb kan ik er net zo goed even een momentje van maken om de groepsregels weer even te bespreken. Meteen de input vanuit de studie Klassenkracht toepassen, nietwaar?

 “Weten we het nog? We steken onze vinger op, waarom is dit handig?”

“Zodat niet iedereen door elkaar gaat praten!” knalt Henk door de klas heen. Ik kijk hem even een paar seconden aan. Hij lacht en steekt vervolgens zijn vinger op.

 Zo gedurende de dag merk ik dat de kinderen ook uit een vakantiebubbel moeten komen. Het blijven zitten op de stoel is lastig voor een aantal. Op de een of andere manier rollen Nico en Klaas over de grond zodra ze er een kans toe zien. Wanneer de tassen en jassen gepakt moeten worden springen de kinderen nog net niet op elkaars rug en liggen veel jongens op de grond nadat ze elkaar een tackle hebben gegeven.

Als ik Nico en Klaas heb afgestoft bedenk ik me dat er meerdere regels zijn die even wat extra aandacht nodig zullen hebben de komende dagen. Ik denk alvast aan de komende vrijdagmiddag, wanneer we groepsdoorbrekend aan techniek zullen gaan werken en ik verschillende kinderen uit groep 4 – 8 onder m’n hoede krijg.

Maar dat duurt nog even, de rest van de dag bedenk ik veel opdrachten waar mijn kletsgrage kinderen in samen moeten werken, zodat ze ondertussen even gezellig met elkaar contact kunnen hebben.

 Op vrijdagmiddag stroomt mijn klas vol met kinderen uit allerlei verschillende klassen. Ik let erop dat ik alle kinderen bij naam noem en ze ook help een plekje te zoeken; voor veel kinderen een moeilijke opgave. Sommige kinderen kijken me afwachtend aan, een groepje van 3 kinderen uit groep 6 zet de capuchon van hun hoodie op en begint met elkaar te kletsen.

Ik heb nog even met de gedachte gespeeld om deze middag met een klein spelletje te beginnen. Ten slotte trekken we de komende drie vrijdagmiddagen met elkaar op. Toch zie ik er vanaf, ik weet niet goed waarom.

Ik doe wel iets wat ik normaal gesproken eigenlijk nooit doe. Ik wijs de kinderen op de groepsregels die hier in deze klas gelden. “Jullie zijn allemaal van harte welkom,” begin ik mijn toespraak, “er zijn hier wel een aantal regels waar wij ons allemaal aan houden.” En ik ga ze bij langs.

De reacties op de gezichten van kinderen zijn nogal wisselend. De een kijkt opgelucht, de ander kijkt verbaast, weer een ander lichtelijk ongemakkelijk, de ander ronduit bezorgd. 

Ik eindig mijn toespraak, pak de onderdelen die ze in elkaar moeten gaan zetten tot een auto, wil gaan uitleggen, en zie dat een van de hoodies het gesprek weer gaat voortzetten met zijn buurvrouw. De buurvrouw kijkt naar mij, ze wil niet antwoorden. Ik corrigeer de hoodie door hem er vriendelijk doch duidelijk aan te herinneren dat ik niet wil dat er door mij heen wordt gepraat en dat hij mag kiezen. Even op het leerplein zitten of toch opletten? Opletten juf. Fijn, verstandige keus.

Ik neem een teug adem en ga weer verder, maar mijn stem is niet de enige die ik hoor. De hoodie praat weer tegen zijn buurvrouw. Ik merk hoe de andere kinderen mij nu observeren. Ik word getest.

“Ik heb je er net aan herinnerd dat je niet door me heen mag praten,” zeg ik – naar ik denk – op een vriendelijke toon. “Ik zie je nu wel praten. Je gaat nu naar het leerplein.”

Buurvrouw geeft hem een “eigen schuld dikke bult” blik.

Me voornemend om hoodie niet vergeten terug te halen straks - dat gebeurt me nog wel eens -  zet ik mijn instructie voort. Ik word niet 1 keer onderbroken en zet de kinderen vervolgens aan het werk. Er wordt enthousiast gebouwd, gedraaid en geklikt.

Hoodie mocht inmiddels weer terugkomen, en heeft met zijn mede hoodies een verder gezellige, ontspannen techniekmiddag gehad.

Yes.

Reacties